Live verslag top 10 conferentie
Dat is te volgen via dit weblog of (voor een rustiger beeld) op een aparte pagina
Labels: Presentatie
Labels: Presentatie
Ik heb weer met genoegen deelgenomen aan de tweejaarlijkse managementconferentie van het
Consortium voor Innovatie. Als ik een conferentie bijwoon, wil ik altijd zo veel mogelijk sessies bijwonen. Ook dit keer. Ik moet zeggen: geen enkele sessie, die ik heb bezocht, vond ik tegen vallen. Ik ben toch niet te kritiekloos?
Het avondprogramma heb ik overigens wel gelaten voor wat het was, omdat ik op dag 1 persé een blogbericht wilde plaatsen.
Tot slot wil ik graag de organisatie van deze conferentie danken. Daarbij gaat het om de harde kern van het projectbureau (Addy, Annemarie, Ellen, Kimmely), Willem, de programmacommissie, de leerlingen die hebben meegewerkt (en hun begeleiders), de stuurgroep van het congres en alle andere mensen achter de schermen. Zij verdienen inderdaad een standbeeld. Wat fijn om hun 'vriend' te zijn ;-).
Foto: Ellen Elemans
Politici en professionals in het MBO. Het blijft een moeizame combinatie. Vooral als aan het slot van een tweedaagse conferentie een debat is gepland tussen een politicus en een groep conferentiegangers die 'het wel gehad hebben'.
Het debat tussen PvdA-kamerlid Staf Depla en de conferentiedeelnemers aan de tweejaarlijkse managementconferentie van het Consortium voor Innovatie liep dan ook niet heel soepel.
Depla had een aantal stellingen geformuleerd over competentiegericht leren waar via Twitter op gereageerd kon worden, en door middel van interruptiemicrofoons in de zaal. Depla stond daarbij op het podium, wat echt contact m.i. bemoeilijkte. Hij ging daarbij heel snel door zijn stellingen, waarbij hij soms wel heel snel concludeerde 'dat we het met elkaar eens zijn'. Dagvoorzitter Luc Verburgh probeerde soms enkele van de vele 'twitter-reacties' naar voren te brengen, die door Depla vlotjes naar zijn eigen gelijk werden vertaald. Interrupties via de microfoon waren er ook, maar wat toch vooral opviel was dat de overgrote meerderheid de kaken op elkaar hield, en het kruit droog.
Ik ben via de microfoon ingegaan op de stelling van Depla dat het MBO eigenlijk voldoende geld heeft om de innovatie 'CGO' in te voeren. Depla baseerde zich daarbij op onderzoek, in opdracht van het ministerie van onderwijs (het zogenaamde IOO-rapport). Ik ben het daar niet mee eens. Juist nu het er op aan komt op de werkvloer te concretiseren -een proces waar we midden in zitten- zijn de vernieuwingsgelden op. Er er moet nog veel gebeuren. Ik heb begrepen dat het IOO-rapport ook een te rooskleurig beeld schijnt te schetsen van de financiële situatie in het MBO.
Ik heb aarzelingen bij een debat als afsluiting van een congres. En als je voor een debat kiest, dan moet je de zaal 'organiseren': weten wie in de zaal zit, mensen persoonlijk vragen te reageren, hen daar op voorbereiden, enzovoorts. En als je een 'backchannel' gebruikt -in dit geval Twitter- moet je dat intensief modereren.
De afsluiting van het tweedaagse conferentie is overigens online te bekijken.
Ik houd me al jaren bezig met de relatie tussen formeel en informeel leren. Binnen het bedrijfsleven wordt daar al meer dan tien jaar over gepubliceerd (ook in relatie tot e-learning). Maar binnen het MBO is de belang van meer informele vormen van leren (als middel voor professionalisering van onderwijsgevenden) m.i. tot dusver volstrekt onderschat. In 2007 heb ik in een paper gepleit voor beroepsgemeenschappen als professionaliseringsactiviteit, maar veel reacties heb ik hier niet op gehad.
Daarom ben ik blij dat MBO 2010 tijdens de tweejaarlijkse managementconferentie van het Consortium voor Innovatie in een workshop expliciet is ingegaan op meer informele vormen van leren, ten behoeve van de professionalisering van onderwijsgevenden.
Daarbij stond een onderzoek van het SCO-Kohnstamm Instituut centraal. Uit dit onderzoek blijkt dat onderwijsgevenden in het MBO veel mogelijkheden voor scholing krijgen, maar vaak het gevoel hebben hiervoor niet voldoende tijd te hebben. Bovendien is Nederland 'cursusmoe', zoals in de workshop werd benadrukt. De onderzoekers denken ook dat meer informeel-collectief leren een belangrijk middel is bij de ontwikkeling van competentiegericht leren.
Uit: Glaudé, M., Van Eck, E., Oud, W. en Verbeek. F. (2008). Voorwaarden voor scholing van docenten mbo, volgens docenten en hun leidinggevenden. Amsterdam: SCO-Kohnstamm Instituut.
Voorwaarden voor succesvol informeel-collectieve leerprocessen zijn:
Overigens is het nog steeds zo dat vertegenwoordigers van onderwijsvakbonden zich bij CAO-onderhandelingen alleen focussen op 'formeel leren' ....
In deze workshop zijn we ook in groepjes ingegaan op de aanbevelingen uit het onderzoek. Daarbij viel me op dat het belang dat je hechtte aan een aanbeveling, af hing van de positie die je binnen een MBO-instelling innam. Iemand van een HR-afdeling, uit mijn groepje, vond bijvoorbeeld het kunnen bewaken van de tijd voor scholing van personeel de belangrijkste aanbeveling. Terwijl m.i. het bewust positioneren van informeel-collectief leren (naast formele opleidingen) veel belangrijker is.
Wat me ook opviel, was dat mensen in de discussie nogal eens moeite hadden met het onderscheid formeel-informeel. Ik kan me daar wel wat bij voorstellen, en vind het veel relevanter om te kijken naar de mate van formaliteit van leersituaties. Vier aspecten van een leersituatie beïnvloeden de mate van formaliteit: proces, plaats en setting, doelen en leerinhoud.
Binnen 'MBO-land' is de 'ballenbak' vooral bekend als de aanpak van ROC De Leijgraaf om meer flexibel onderwijs vorm te geven. Het concept bestaat al een paar jaar, en ik was benieuwd welke ervaringen De Leijgraaf er tot dusver mee heeft opgedaan. Vandaar dat ik tijdens de tweejaarlijkse managementconferentie van het Consortium voor Innovatie de workshop van directeur Onderwijs & Ontwikkeling John Schobben over dit onderwerp heb bijgewoond.
Het concept van de ballenbak wordt via dit filmpje uitgelegd. Uitgangspunt is dat leerroutes zijn opgebouwd uit een aantal onderdelen ('ballen') die bestaan uit:
De Leijgraaf streeft er naar dat leerlingen 60 minuten per uur bezig zijn met de beroepspraktijk.
Het onderwijsprogramma volgt een trimesterindeling. John gaf aan dat deze standaard in periodisering heel belangrijk is om keuzemogelijkheden te realiseren. Verder is 50% van het onderwijs kwalificatiedossiergebonden, wordt 30% van het programma in samenwerking met het regionale bedrijfsleven ingevuld en bestaat de overige 20% uit vrije keuzeruimte. Voorbeelden van 'vrije keuze ballen' zijn:
Een aantal zaken vielen me tijdens deze workshop op.